Aimer, danser, fêter, manger, acheter, ... Alleen maar toffe werkwoorden, die op -ER! Maar kan je ze ook vervoegen? Want ze lijken dan wel eenvoudig omdat ze met zoveel zijn, juist daarom zijn er wel wat afwijkende gevallen.
In volgende drie videolessen leer je van naaldje tot draadje hoe ze in elkaar zitten, die toffe werkwoorden.
Arrêter is ook een werkwoord op -ER, maar dat zou ik nu niet doen. Begin er maar aan... Commencer dus ;)
Stel dat je in een winkel staat die ALLES verkoopt. En uit die winkel moet je voor 500 euro goederen kiezen om te overleven op een onbewoond eiland. Welke goederen heb je dan nodig? En welke goederen zijn een overbodige luxe?
In dit traject leer je het verschil tussen primaire en secundaire behoeften. Zo weet je wat economische behoeften zijn en hoe je ze kunt vervullen!
Monsieur Leblanc, pour moi une dame blanche, svp.! Jij vindt dat misschien ook lekker?
En waarom is le prix plus bas en basse saison, voor een hotelkamer?
Het adjectif is, net als het bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands, een woord met verschillende gedaantes. Dat komt omdat het zich aanpast aan het woord waarover het iets meer zegt.
Er zijn dan wel algemene regels voor de vorming van het vrouwelijk of het meervoud van die bijvoeglijke naamwoorden, maar ze dekken niet altijd de volledige lading. Zijn er dan geen trucs om het toch te kunnen onthouden? Ja, hoor. Je komt er alles over te weten door het bekijken van deze lessen. Bonne chance! Of toch maar bon appétit, omdat je nu toch eerst dat ijsje gaat eten?
De eerste video gaat (ook) over het bijwoord (l'adverbe) want dat onderscheid moet toch wel eerst duidelijk zijn.
"L'auxiliaire modal ou semi-auxiliaire modal (du latin modus,-i, « mesure musicale, mode, manière ») est un des outils linguistiques parmi d'autres permettant d'exprimer une modalité, c'est-à-dire de présenter un fait comme possible, impossible, nécessaire, permis, obligatoire, souhaitable, vraisemblable. "
Begrepen? Hoezo neen? Het is toch makkelijk? De modale werkwoorden geven gewoon iets meer informatie over een ander werkwoord. Dit kan bijvoorbeeld een wil zijn: "Je veux nager". Of een noodzaak: "J'ai trop chaud. Je dois nager".
Zijn er nog meer voorbeelden? Natuurlijk!
Ontdek de rest aan de hand van drie video's over de werkwoorden vouloir, devoir, savoir en pouvoir.
"Le garçon que j'aime, est à l'autre côté de la cour!"
"J'aime ce garçon avec ce pull bleu qui est à l'autre côté de la cour! Un seul problème. Il a déjà une petite copine!"
Een klein probleempje inderdaad. Je zal nog niet meteen een relatie kunnen starten, MAAR "qui" en "que" kunnen je troosten. Wat?!
Je hebt het goed gehoord, ja. "Qui" en "que" kunnen het liefdesverdriet verzachten, want deze woordjes zorgen voor een relatie!
Niet tussen jou en die knappe gast met zijn blauwe pull nauurlijk, maar wel tussen de twee zinsdelen.
Het zijn namelijk "pronoms relatifs" - Betrekkelijk voornaamwoorden. Deze verbinden twee zinsdelen en geven meer informatie over de hoofdzin.
Bekijk de 3 video's en kom alles te weten over "qui" en "que"!
Materie rondom ons is opgebouwd uit moleculen en die moleculen zijn opgebouwd uit atomen. Reeds in de tijd van Grieken had men al het idee dat je materie niet eindeloos kunt opdelen in kleinere stukjes, maar dat er een eindpunt moet zijn waarop je materie kunt opdelen.
Maar is een atoom echt wel het kleinst mogelijke deeltje waaruit materie is opgebouwd, en hoe komt het dan dat meerdere atomen samen een molecule kunnen vormen? Daar hebben verschillende wetenschappers in de 19de en de 20ste eeuw een antwoord op proberen vinden en resulteert in een logische ordening van alle atoomsoorten in het Periodiek Systeem der Elementen (PSE).
In dit lestraject gaan we hierover de beginstappen samen doornemen en zo de wondere wereld der atomen samen betreden.
Als ik denk onder voorzetstels, dan denk ik vooral langs kleine woordjes die vaak verkeerd gebruikt worden of zelfs carrément vergeten worden. Ze hebben nochtans echt hun plaats in de zin, want door het verkeerd gebruik ervan klinkt ook de vorige zin toch wel een beetje vreemd, niet?
Pour, à, dans, sur, sous, entre, derrière... dit zijn allemaal voorzetsels.
In de eerste video bekijken we voorzetstels algemeen, in de tweede video bespreken we het gebruik ervan voor namen van landen en steden. In de derde, al een beetje moeilijker, bespreken we de vaak voorkomende voorzetsels en, à en de.
(Let op! In deze laatste video zijn jammer genoeg een paar foutjes geslopen, kijk zeker even onder de video voor de correcties! )
In dit lestraject leer je wat ruimtefiguren zijn en hoe je ze kan herkennen.
In dit traject leer je alles over industriesystemen; hoe industriesystemen zijn opgebouwd, wat er allemaal nodig is, enzovoort.
In dit lestraject leer je wat een spiegeling is, wat de eigenschappen zijn en hoe je moet spiegelen. Succes!